Evolutie en interactie (uitschrijven in kolommen)                            Terug

9.1   De tekst wordt voorgelezen
9.2 Inventariseer de handelende figuren
9.3 Per figuur (groep figuren: de kudde schapen) maak je op een (groot) blad een kolom.
Nu wordt de tekst in kolommen herschreven. Wat iemand zegt of over iemand gezegd wordt, komt in de respectieve kolom, horizontaal zo geschikt in de volgorde van het verhaal.
Het kan dus best zijn dat een kolom bijna helemaal leeg blijft.
9.4 Wat leert de nieuwe schikking?

9.4.1  Bekijk de kolommen verticaal

  • In welke kolommen staat er veel? weinig? Zijn dat hoofdfiguren? Of niet?
  • Hoe zijn de mensen in het begin? Hoe op het einde?
  • Is er verandering of niet?
  • Wat is er onderweg gebeurd? Hoe zijn ze daartoe gekomen? Of waarom is er geen verandering?

9.4.2  Bekijk de kolommen horizontaal

  • Hoe zijn de mensen in het begin? Hoe op het einde?
  • Wat is er onderweg gebeurd? Hoe zijn ze daartoe gekomen? Of waarom is er geen verandering?
  • Hoe spelen de kolommen op elkaar in?
9.5 Tot slot kan je nog bespreken:
  • Welke woorden worden herhaald?
  • Ontdek je contrasten?
  • Omcirkel de werkwoorden. Wat maak je daaruit op?
9.6 Heeft tot nu toe ieder individueel gewerkt, dan wordt er nu uitgewisseld.
9.7 Afrondend gesprek: 'Welk appèl spreekt er voor mij uit de tekst?'
  • Wanneer ben ik als de mensen uit de diverse kolommen?
  • Wat verwacht Jezus, Clara, Franciscus dan van mij?
  • Hoe reageer ik daar op?

 

Terug